In 1976 kreeg ik een singletje van mijn vriendje Koen met een verhaal over Bob Banaan in het land Dôle. Koen’s vader had een fruithandel in de binnenstad van Middelburg en het plaatje was bedoeld om het eten van bananen te promoten. Bij mij had een heel ander effect: de ritmische poëzie van schrijfster Imme Dros en illustrator Harry Geelen werkte verslavend en binnen de kortste keren kende ik het verhaal uit mijn hoofd. Jaren later werd ik polderdichter van de Krimpenerwaard. Daar zit een verband tussen…
Op Youtube staat een opname van de single, maar de tekst ontbrak. Daarom heb ik hem uitgetypt, om dit kunstwerkje beter vindbaar te maken voor nostalgische leeftijdsgenoten en andere poëzieliefhebbers. Beluister en lees hier het verhaal van Bob Banaan.
De barre avonturen van Bob Banaan deel 1
Sprookjesplaat door Imme Dros en Harry Geelen
Kant A:
Dit is ’t verhaal van Bob Banaan die dol was op bananen.
Hij had een hele grote mond; zijn moeder riep in tranen
wanneer ze bij de dokter kwam: “Zijn mondje groeit het hardst!
Dat komt van die bananen want Bob eet bananen dwars.”
De dokter zei: “Ja inderdaad, dat is op zich niet fout.
Hij eet banaantjes, denk ik zo, omdat hij er van houdt.
Maar tob maar niet te zeer mevrouw, uw jongen is gezond,
want tilt hij daar niet met één hand mijn divan van de grond?”
Ja, Bob Banaan was vreselijk sterk, maar aardig ook en lief.
Hij was alleen gevaarlijk voor een enkele boef of dief.
En soms zag hij een kind op straat dat heel dom overstak.
Dan tilde hij de auto’s op waarbij hij er haast geen brak.
De groenteman werd vlug een vriend. Bob hoefde niet naar school,
hij wist met zes jaar alles al, maar niet van het land Dôle.
Daar zijn bananen prachtig krom, goudgeel, gaaf in de schil.
Wie die bananen één keer proeft wordt van ontroering stil.
Je kunt een boek gaan halen over Bob in dat land Dôle.
Dat boek leest ieder kind in Dôle op de bananenschool.
Je krijgt het bij de groenteman; ga bij zijn toonbank staan
en vraag: “Hebt u voor mij misschien ’t verhaal van Bob Banaan?”
Op een dag liep Bob het marktplein op, ’t was vol en druk en heet
maar je moet er natuurlijk soms wel zijn als je altijd bananen eet.
“Opzij,” riep iemand, “laat me door!” Bob kreeg een forse duw.
Een heer; hij had een tasje vast en zwaaide daarmee ruw.
En hoor, daar boven alles uit klonk ook een bange kreet.
Een dame riep: “Eh, houd de dief,” maar niemand die dat deed.
De dief verdween, je hoorde nog vals lachen, vaag, van ver.
Bob sprong over de kraampjes heen op de man en de man zag sterren.
Zang: Bob Banaan, Bob Banaan (2x)
Het dametje zei: “Ik dank u kind, ik zat hier lelijk mee’
Mijn toverstafje zat er in, ik ben van huis uit fee.
Het kleingeld was het ergste niet en ook niet mijn parfum.
Mag ik u soms belonen met een handjevol tumtum?”
“Nee, dank u wel,” zei Bob ontdaan.
“Ik eet, ziet u, alleen banaan.”
“Banaan?” zei zij en keek hem aan. “Kent u het land van Dôle?
Daar ging ik nog als jonge fee een honderd jaar naar school.
En Dôle banaan en ananas is ongeëvenaard.
Ik zie het al, daar wilt u heen. Wacht, hier heb ik een kaart.”
Ze haalde een groot zwaar dik boek onder haar jas vandaan
(nu kan dat goed bij feeën die van toverij bestaan.)
“Raak,” riep ze, “daar, het staat er: Dôle banaan en ananas.
U wilt daarheen?” “Ja, graag,” zei Bob, en kijk eens waar hij was?
Bob zat in een groot vliegtuig en naast hem zat een heer
die keurig uit een bakje at met vlees, puree en meer.
Een plastic vork, een plastic mes. Ze vlogen boven zee.
Een vreemd idee. Een stewardess kwam wiebelig met thee.
“Hebt u uw maaltijd niet gehad?” vroeg zij en bleef bleek staan.
“Dan moest u bellen.” “O,” zei Bob, “heeft u misschien banaan?”
De juffrouw bracht een bak met twee, op het etiket stond Dôle.
Toen sprong de heer naast Bob bruut op en pakte een pistool.
“Dit vliegtuig draait en vliegt non stop” riep hij “naar de Noordpool!”
Bob schrok niet erg, hij hapte net in zijn banaan uit Dôle.
Soms brengt iets dat heel mooi is en heel goed een mens in tranen.
Men heeft, dat weet een ieder ook, bananen en bananen.
En dit was de banaan waar Bob zijn leven lang naar zocht.
Hij hapte weer en hoorde toen dat men in ’t vliegtuig vocht.
Drie heren waren het er nu, gewapend met pistolen.
Ze hielden de piloot boos vast die riep: “Niet naar de Pool!”
Voor Bob was zoiets zonneklaar: er groeien geen bananen daar.
De Pool is een naargeestig land. Hoor verder op de andere kant….
Kant B:
De stewardess riep “Geen paniek” en viel flauw in haar stoel.
De toestand was opeens kritiek, maar Bob Banaan bleef koel.
Niet ieder weet dat de banaan een vreselijk wapen is.
Bob gooide zijn banaan door ’t pad en ’t was niet één keer mis.
Hij raakte heer één op de neus, heer twee kloek op de kaak
en het geweer van heerschap drie is nu nog in de maak.
De vrucht floot door de lange gang, ’t ging angstaanjagend vlug
en kwam net als een boemerang in Bob z’n bakje terug.
De dankbaarheid van passagiers en stewardess was groot
en Bob moest mee de cockpit in want paf stond de piloot.
Hij praatte in een toeter met de mensen op de grond
zodat er bij de landing een fanfare voor Bob stond.
Zang: Bob Banaan, Bob Banaan (2x)
Een gouden auto reed pijlsnel naar het midden van het veld.
Daar zat zowaar de sultan in die hijgend riep: “Held, held!”
Hij zag er duur en deftig uit: bananengele sjerp,
een tulband met bananenbroche naar een Parijs’ ontwerp.
“Stap in, o held, en wees mijn gast,” riep hij.”O troost van Dôle.
Gij hebt een dappere daad gesteld en zonder een pistool;
gij hebt uw dappere daad begaan, jawel, met een banaan!
Hoe heerlijk dat heldhaftigheid en smaak zo samengaan.”
Ze reden naar een groot paleis. Er was een lang diner
met allemaal lekkere dingen waar de kok banaan in dee
en ’s avonds moest Bob één keer maar uit het paleis vandaan
om vlug een krans te leggen bij de marmeren banaan.
Zo prachtig was het land van Dôle. “Wat is dit mooi,” zei Bob.
De sultan droogde snel een traan en keek een tijd niet op.
“Helaas,” zei hij, “toch gaat het scheef. O, dat ik veldheer was!
Dan temde ik mijn valse neef, neef Abba Abbanas.
Neef Abba – bah – brengt bij de grens een leger in ’t gareel.
O, was ik niet een vreedzaam mens, ik die bananen teel,
dan schilde ik een appel met neef Abba. Ik ken hem,
het gaat hem om de verkoop van siroop en zoete jam.
Wat kan ik doen? Ik heb geen rust. Mijn land, het word gesloopt.
Een man die geen bananen lust en zoete stroop verkoopt.
Ik ben wanhopig, Bob Banaan.”
“Ik niet,” zei Bob, “laat mij maar gaan.”
Zang: Bob Banaan, Bob Banaan (2x)
Die nacht nog stond de hele tuin eivol met onderdanen
en Bob die gaf een cursus in het slingeren met bananen.
Zoiets is maar een peuleschil als men banaan waardeert
en vlak voordat het ochtend was, was iedereen volleerd.
“Plan nummmer twee,” zei Bob Banaan. “Dat gooien zal wel gaan.
Wij eten verder deze week alleen, alleen banaan.
Zo veel we kunnen, eet maar door, maar houd het een beetje stil,
het gaat me om de buitenkant, bewaar vooral de schil.”
Een zwarte dag brak aan. De haan schrok zo dat hij niet kraaide
maar met een korte doffe kreun – uh – zijn kippige hoofd afdraaide.
Daar kwam de stoet van Abbanas, met fier geheven kop.
Geen man die niet bewapend was. “Vliegtuigen op,” zei Bob.
De hele vloot ging in de lucht maar niemand wierp een bom.
Het leger keek verbaasd omhoog. Waarom was dat, waarom?
Dus niemand zag meer waar hij liep, al gilde Abba luid.
Zijn hele leger gleed, o ramp, op al die schillen uit.
Toen floten ook bananen – zoef – zacht gierend om hun oor
en keurig naar de start terug. Dat ging zo uren door.
“Bah!” riep neef Abba, wild en woest, “Breek door die domme haag
en hak ze tot bananenmoes!” Maar wat kwam daar omlaag?
Jam, roze jam. Frambozenjam. Geen lekkere, hele vieze,
neef Abba’s eigen kwaliteit. Een ramp voor goede kiezen.
Bob had een voorraadplaats ontdekt op een verkenningsvlucht
en bombardeerde met die jam neef Abba uit de lucht.
Het hele slagveld werd bloedrood en plakte, klef en zoet.
En dat was de genadeslag want neef verloor de moed.
“Banaan voorui!” riep Sultan zelf. “Een eind aan dit geschil
en twee maal Hiep voor Bob Banaan en drie seconden stil.”
Zang: Bob Banaan, Bob Banaan (2x)
Dit was ’t verhaal van heldenmoed en slim en kloek beleid.
Eet altijd Dôle bananen, kind, dat merk je mettertijd.
Daar word je akelig sterk van, je spieren zwellen op.
En kom je bij je dokter soms, til niet zijn divan op.
Muziek:
Elke avond dat je wakker ligt
in het donker met de deur potdicht
en ook het licht niet aan, waar denk je aan,
aan Bob Banaan.
Hij is een held, hij is niet bang
voor enge dingen op de gang.
Hij kan ze makkelijk aan, hij is tenslotte
Bob Banaan.
Hij kan al je boontjes doppen,
hij is niet door iets te stoppen.
Lig je wakker, denk aan Bob Banaan
Arme stakker, denk aan Bob Banaan
Bob Banaan
Bob Banaan
Bob
Banaan
Een Dole productie uitgebracht door de INTERNATIONALE
FRUIT MAATSCHAPPIJ Rotterdam
Met receptenfolder door Henriet van Aelst